- In de afgelopen drie maanden meer mensen op de arbeidsmarkt
- Jeugdwerkloosheid vrijwel onveranderd
- Aantal WW-uitkeringen in december met 16 duizend toegenomen
- Ten opzichte van een jaar geleden meer uitkeringen aan 55-plussers, minder aan jongeren
Het aantal werklozen is in december gestegen met 12 duizend en kwam uit op 642 duizend personen. Dit maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag bekend. In december nam de werkloosheid weer toe, nadat deze in de voorgaande drie maanden vrijwel niet was veranderd. Van mei tot en met augustus was er nog een sterke daling van de werkloosheid. De werkloosheid bedroeg in december 8,1 procent van de beroepsbevolking. Bij jongeren nam de werkloosheid niet toe. Onder 45-plussers is de werkloosheid vaak langdurig.
Uit cijfers van UWV blijkt dat het aantal WW-uitkeringen in december met 16 duizend is toegenomen tot 441 duizend. Het aantal uitkeringen was eind 2014 een fractie hoger dan eind 2013.
Aanbod op arbeidsmarkt neemt toe
De voor seizoeninvloeden gecorrigeerde werkloosheid kwam in december uit op 642 duizend personen. Dat is 26 duizend lager dan aan het begin van het jaar. In de eerste maanden van 2014 liep de werkloosheid weliswaar nog snel op, maar vervolgens was er van mei tot en met augustus een scherpe daling. In het najaar nam het arbeidsaanbod toe: meer mensen die eerder geen deel uitmaakten van de beroepsbevolking begaven zich op de arbeidsmarkt. Een deel van hen vond niet direct een baan. Door het toegenomen aanbod stabiliseerde de werkloosheid en bleef vier maanden op rij 8,0 procent van de beroepsbevolking. In december nam de werkloosheid weer iets toe en kwam uit op 8,1 procent. Het arbeidsaanbod bleef gelijk in december, maar de werkzame beroepsbevolking nam in omvang af. Daardoor steeg de werkloosheid.
Werkloosheid bij jongeren vrijwel onveranderd
Onder jongeren bleef het aantal werklozen net als de voorafgaande maanden vrijwel gelijk. De toename van de werkloosheid in december kwam volledig voor rekening van mensen van 25 jaar en ouder. Eerder dit jaar daalde de werkloosheid bij 25- tot 45-jarigen nog. Bij 45-plussers bleef de werkloosheid lange tijd vrijwel onveranderd. Bovendien is de werkloosheid bij 45-plussers vaak langdurig. In het derde kwartaal was 45 procent van alle werklozen minimaal een jaar werkloos. Onder 45-plussers was dat zes op de tien.
Minder WW-uitkeringen bouwnijverheid dan een jaar geleden
Vergeleken met december 2013 steeg het aantal WW-uitkeringen met 0,7 procent tot 441 duizend. Het aantal WW-uitkeringen aan vrouwen nam vergeleken met een jaar geleden toe, bij de mannen was sprake van een daling. De toename was met 14,5 procent het sterkst onder 55-plussers. Onder jongeren tot 25 jaar daalde het aantal uitkeringen met 15,4 procent. De sector bouwnijverheid telde 15,5 procent minder uitkeringen dan in december 2013. Bij de sectoren openbaar bestuur, zorg/welzijn/cultuur en vervoer/opslag nam het aantal uitkeringen ten opzichte van een jaar geleden relatief sterk toe.
Vergeleken met november nam het aantal WW-uitkeringen in december 2014 toe met 3,7 procent. Dat is minder dan in december 2013 toen aantal WW-uitkeringen met 4,5 procent toenam.
291 duizend uitkeringen beëindigd vanwege werkhervatting
UWV verstrekte in 2014 in totaal 605 duizend nieuwe WW-uitkeringen, iets minder dan in 2013. Het aantal beëindigde uitkeringen komt in 2014 uit op 602 duizend, 16,7 procent meer dan in 2013. Het aantal uitkeringen dat vanwege werkhervatting werd beëindigd nam vergeleken met 2013 toe met 18,9 procent tot 291 duizend.
Werkloosheid in Nederland relatief laag
De werkloosheid in Nederland volgens de definitie van de International Labour Organisation (ILO) kwam in december uit op 6,7 procent van de beroepsbevolking. In november was dat nog 6,5 procent. Daarmee is de werkloosheid in Nederland internationaal gezien relatief laag. De werkloosheid in de Eurozone bedroeg in november namelijk 11,5 procent en in de Europese Unie als geheel 10,0 procent. Met circa 5 procent was de werkloosheid het laagst in Oostenrijk en Duitsland.
Het belangrijkste verschil tussen de nationale en de internationale definitie van de beroepsbevolking is het aantal uren per week dat iemand werkt of wil werken. Volgens de internationale definitie, die aansluit bij de richtlijnen van de ILO, wordt iedereen geteld die werkt of wil werken, ook scholieren met een bijbaantje. Dat betekent dat de grens op één uur per week ligt. Volgens de nationale definitie omvat de beroepsbevolking personen die een substantieel aantal uren per week betaald werken of dat daadwerkelijk willen. Daarom is de grens bij twaalf uur per week gelegd.