Antwoorden van minister Asscher (SZW) op de vragen van het Kamerlid Siderius (SP) over “durfkapitalisten in de kinderopvang”.
2014Z13141
Vragen van het lid Siderius (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over durfkapitalisten in de kinderopvang (ingezonden 8 juli 2014)
1
Wat is uw oordeel over het bericht dat de grootste keten in de kinderopvang failliet is gegaan, nadat het door durfkapitalisten in 2010 met leningen en schulden werd ‘volgehangen’ en in 2012 werd overgenomen door speculatieve investeerders? Bent u van mening dat durfkapitalisten de branche schade hebben toegebracht? 1)
Antwoord
In mijn brief van 9 juli jl. (Kamerstukken II, 2013-2014, 31 322, nr 246) heb ik de Tweede Kamer mijn eerste reactie op het faillissement van Estro reeds gegeven. Wat de rol van durfkapitalisten in deze zaak is geweest, is onderdeel van het onderzoek dat de curator doet naar het faillissement. Durfkapitalisten spelen in de sector kinderopvang een ondergeschikte rol. Vanuit de overheid is de fiscale constructie die dit soort investeringen aantrekkelijk maakte inmiddels onmogelijk gemaakt. De investeerder die bij Estro van deze constructie gebruik heeft gemaakt, heeft zich met groot verlies moeten terugtrekken. Ik verwacht dan ook niet dat dit soort constructies nog vaak zullen voorkomen. Het gaat me daarom te ver om te stellen dat de hele branche schade is toegebracht. Het overgrote deel van de kinderen in de kinderopvang wordt door de situatie bij Estro niet geraakt.
2
Wat gaat er gebeuren met de 130 kinderopvanglocaties die niet worden overgenomen door Smallsteps en met 1000 medewerkers die hierdoor mogelijk hun baan verliezen?
Antwoord
Zoals bekend is vanuit het faillissement ongeveer twee derde van de vestigingen overgenomen door Smallsteps. Na de overname door Smallsteps heeft de curator een lijst gekregen met 138 vestigingen. Van deze 138 vestigingen was er een aantal waar geen opvang meer plaatsvond. Daarna zijn door de curator een aantal kleinere overnames gerealiseerd. Uiteindelijk zijn er ca 30 vestigingen niet overgenomen. Deze vestigingen zijn gesloten.
3
Acht u het wenselijk dat er onzekerheid is over 5000 kindplaatsen, omdat Smallsteps hiervoor niets heeft geregeld? Op welke wijze gaat u de onzekerheid bij ouders en bij het personeel wegnemen? 4)
Antwoord
Ik vind het vervelend als ouders, kinderen en leidsters enige tijd in onzekerheid hebben gezeten. Tegelijkertijd is het wel goed om te benoemen dat Smallsteps in overleg met de curator tot 1 augustus zorg heeft gedragen voor het openhouden van alle locaties. Dit juist om de betrokkenen de tijd te geven naar alternatieven te zoeken. Voor ouders die met vragen zitten is er ook een speciale website en callcenter opgezet door Estro. Daar kunnen ouders terecht met vragen. Inmiddels heb ik begrepen dat van de 350 vestigingen er 30 niet zijn meegegaan of overgenomen worden door een andere geïnteresseerde partij. Voor ouders en kinderen van deze locaties hoop ik dat ze snel elders een plek vinden. Gelet op het veelal ontbreken van wachtlijsten in de sector zal dit vaak goed te realiseren zijn.
4
Acht u het in zijn algemeenheid wenselijk dat durfkapitalisten de kinderopvang volhangen met schulden die ‘sprinkhanen’ moesten maken om de bedrijven op te kopen? Wat is u visie op dit vraagstuk? 5)
Antwoord
Ik denk dat de sector het meest gebaat is bij langetermijninvesteerders. De fiscale constructies die korte termijn investeringen stimuleerden zijn inmiddels bij Belastingplan 2012 aangepast, waardoor dit soort constructies niet meer vaak zullen voorkomen. Fiscaaltechnisch was het tot dat moment mogelijk om de rentekosten over de schuld weg te strepen tegen de winst van de ondernemer, waardoor er weinig belasting over de winst hoefde te worden afgedragen. In het Belastingplan 2012 zijn maatregelen opgenomen waardoor de rente over de overnameschuld niet de facto onbeperkt in aftrek kan worden gebracht op de winst van de overgenomen BV. De maatregel uit het Belastingplan 2012 heeft dergelijke constructies zoals durfkapitalisten hanteren onaantrekkelijker gemaakt. Een uitgebreidere toelichting staat in de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2012 (2011/12, 33 003, nr. 18).
Het voorbeeld van Estro vormt een uitzondering binnen de kinderopvangsector. Over het algemeen is er sprake van investeerders met een langetermijnvisie. Private investeerders hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de sector. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk geweest om het aantal vestigingen in de afgelopen jaren uit te breiden.
5
Kunt u een overzicht geven van het aantal kinderdagverblijven en crèches dat in Nederland in handen is van durfkapitalisten, het aantal dat in handen is van maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk en het aantal dat in handen is van particuliere partijen? Is het waar dat vanaf 2008 per jaar ongeveer 10% van de rechtsvorm stichtingen is gewijzigd in een BV of NV? Welk effect het dit op het aantal kinderdagverblijven en crèches met winstoogmerk? 9)
Antwoord
Recentelijk heeft Buitenhek Management & Consult in een artikel van Trouw op basis van een analyse van het LRKP aangegeven dat ongeveer de helft van alle crèches in Nederland wordt geleid door maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk (Trouw, 7 juli, “Durfkapitaal moet crèches failliet Estro redden”). De andere helft is in handen van particuliere partijen. Slechts 1 procent van de eigenaren van crèches in Nederland zijn durfinvesteerders, 5 procent van de markt. In het LRKP zijn begin juli 2014 6.324 dagopvang locaties geregistreerd met 218.251 kindplaatsen. De verdeling naar rechtsvorm is als volgt:
|
Locaties |
Kindplaatsen |
% kindplaatsen |
BV |
2.661 |
113.175 |
52% |
Stichting |
2.088 |
65.285 |
30% |
VOF, Maatschap, eenmanszaak |
1.221 |
27.383 |
12% |
Overig, bekend |
354 |
12.408 |
6% |
De constatering dat vanaf 2008 10% van de rechtsvorm stichtingen is gewijzigd in een BV of NV komt uit het onderzoek van het CPB. Als echter dieper wordt gekeken naar de eigenaren dan blijkt dat de eigenaar in veel gevallen nog een stichting is, maar dat vanuit bedrijfseconomisch oogpunt ervoor is gekozen om de vestigingen die eronder hangen als BV of NV in te schrijven. In veel gevallen acteren deze partijen nog steeds als waren zij een stichting, dus zonder winstoogmerk.
6
Wat is uw mening over de uitspraak van de Leidse promovenda Claudia Werner dat de kwaliteit van de kinderopvang sinds 1995 is afgenomen en deze maar langzaam verbetert, omdat je ‘al snel stuit op de marktwerking, op directeuren en grote organisaties met allerlei belangen. De wetenschap wordt jammer genoeg vaak buiten de deur gehouden’? 6)
Antwoord
Het belang van kwalitatief goede kinderopvang is evident. De signalen die ik de afgelopen jaren uit de sector heb gekregen is dat ook grote organisaties inzetten op kwaliteitsverbetering. Ze investeren in kwaliteit en halen de wetenschap in huis om de pedagogische kwaliteit te onderzoeken. Zo hebben bijvoorbeeld Partou, voorheen Kinderopvang Nederland, DAK Kindercentra en Kinderrijk het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) opdracht gegeven om met behulp van de Kwaliteitsmonitor de pedagogische kwaliteit te meten bij de kinderdagverblijven. De verschillende instrumenten die gebruikt worden voor kwaliteitsverbetering (het pedagogisch kader, NCKO kwaliteitsmonitor) zijn ontwikkeld door wetenschappers. In deze instrumenten is de visie van de wetenschap op kwaliteit geborgd. De uitspraak dat de wetenschap buiten de deur wordt gehouden is voor mij dan ook geen herkenbaar beeld. Ik streef ernaar om het toezicht op de kinderopvang zodanig in te richten dat de GGD per locatie een kwalitatief eindoordeel geeft. Daarbij betrek ik de huidige wetenschappelijke inzichten ten aanzien van het observeren van pedagogische kwaliteit (waaronder de methodiek van het NCKO). Hierop pas ik het instrumentarium van de toezichthouder aan.
Ook vind ik het van groot belang om goed zicht te hebben op de feitelijke ontwikkeling van de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Juist daarom zal ik de mogelijkheid van een jaarlijkse kwaliteitsmeting verkennen, zoals de Algemene Rekenkamer heeft geadviseerd.
7
Hoe beoordeelt u de reactie van de CNV Publieke Zaak die aangeeft niet op de hoogte te zijn geweest van het faillissement en dat er geen ontslagen zouden vallen onder de pedagogische medewerkers? Blijft de belofte van geen ontslagen onder pedagogische medewerker overeind staan? 2)
Antwoord
Ik heb hierover geen oordeel. Dit is iets dat tussen CNV en Estro speelt. Het is aan Estro en Smallsteps om met alle betrokkenen goed te communiceren over de genomen stappen. De overheid is hierin geen partij.
8
Bent u van mening dat in zijn algemeenheid het nastreven van hoge winstmarges in de kinderopvang ten koste gaat van de continuïteit en kwaliteit van de kinderopvang? 3)
Antwoord
Om continuïteit in de bedrijfsvoering te verzekeren is het voor alle instellingen – publiek en privaat- van belang om een zekere winstmarge te realiseren. Ik vind het een slechte zaak wanneer ondernemers inboeten op kwaliteit om een zo hoog mogelijke winstmarge te realiseren. Ik zie liever dat ondernemers deze rendementen aanwenden voor bijvoorbeeld kwaliteitsverbetering, prijsverlaging of verbetering van de dienstverlening voor ouders en kinderen. In de huidige markt zien we ook dat ouders steeds scherper kwaliteit van de ondernemer vragen.Een ondernemer die uitsluitend gaat voor winstmaximalisatie zal het – dat is mijn overtuiging- in de huidige markt niet redden.
9
Bent u bereid om constructies met durfkapitalisten in de kinderopvang te verbieden, nu blijkt dat het onaantrekkelijk maken van durfkapitalisme in de kinderopvang onvoldoende oplevert? Kunt u uw standpunt uitgebreid toelichten? 7)
Antwoord
Het kabinet heeft reeds maatregelen genomen door overnames met geleend geld fiscaal minder aantrekkelijk te maken, zie hiervoor het antwoord bij vraag 4. Ik deel niet de opvatting dat dit onvoldoende heeft opgeleverd. Sinds de aanpassing in de fiscale regels zijn mij geen nieuwe vergelijkbare gevallen bekend van overnames in de kinderopvang met geleend geld. De doorstart onder de naam Smallsteps biedt vooralsnog continuïteit aan de opvang voor 85% van de kinderen en is mogelijk doordat een private investeerder bereidt is te investeren in deze organisatie. Fiscaaltechnisch bezien vindt het kabinet dat dit soort constructies niet financieel gestimuleerd hoeven te worden, maar vanuit het oogpunt van investeringsmogelijkheden is het wel wenselijk dat kinderopvanginstellingen niet alleen van banken, maar ook van private investeerders geld kunnen aantrekken.
10
Bent u bereid om – net als in de jeugdzorg – alleen kinderopvanginstellingen te financieren die geen winstoogmerk hanteren, zodat het geld beschikbaar voor de kinderopvang ook daadwerkelijk ten goede komt aan een veilige opvang van kinderen en niet op de bankrekening van private investeerders terecht komt? 8)
Antwoord
In de kinderopvang wordt kwalitatief goede kinderopvang niet alleen geleverd door non-profit organisaties. Het belang van ouders en hun kinderen staat voorop; ook organisaties met winstoogmerk blijken vaak in staat daar op een goede en efficiënte manier op in te spelen. Daarbij komt dat de jeugdzorg en de kinderopvang een andere ontstaansgeschiedenis kennen. In de kinderopvang is er reeds vanaf eind jaren ’80 van de vorige eeuw een rol voor private investeerders. Deze private investeerders hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de opbouw van de sector en hebben laten zien evenzeer kwaliteit te kunnen leveren. Om alleen voor kinderopvanginstellingen zonder winstoogmerk een financiële tegemoetkoming vanuit de overheid te geven acht ik niet wenselijk. Alle kinderopvang dient aan de wettelijke kwaliteitseisen te voldoen. Daarbinnen is vrije keuze van ouders voor de kinderopvang die het beste past bij hen en hun kinderen, leidend.
11
Wat is uw oordeel over de onderzoeksresultaten die erop duiden dat de markt voor de kinderopvang zich heeft ontwikkeld van een gelijkmatig verdeelde markt naar een markt met een scheve verdeling, waarin in 2010 de kleinste 75% van de ondernemingen maar 24% van de capaciteit in handen had en de 5% grootste kinderdagverblijven 44% van de markt beheersten? Acht u dit een wenselijke ontwikkeling? 9)
Antwoord
In vergelijking met andere belangrijke markten, is de markt voor kinderopvang tamelijk divers. De grote spelers hebben toch maar een bescheiden marktaandeel. Er is veel concurrentie. Veel nieuwe vestigingen in combinatie met teruglopende vraag hebben ervoor gezorgd dat wachtlijsten zijn vervangen door een situatie met ruime keus voor ouders. Vanuit de overheid bezien dient er fysieke en financieel toegankelijke kinderopvang te zijn die bovendien kwalitatief goed moet zijn.
12
Wat is uw reactie op de onderzoekresultaten die erop duiden dat het toegenomen aantal aanbieders in de markt voorlopig nog niet hebben geleid tot effectieve concurrentie op bijvoorbeeld prijzen en kwaliteit? 9)
Antwoord
Het onderzoek waarnaar wordt verwezen heeft betrekking op de situatie in 2010, waarin er nog sprake was van wachtlijsten en een hoge tegemoetkoming in de kosten. Hierdoor waren ondernemers niet gedwongen te concurreren op prijs en kwaliteit. Als gevolg van het toegenomen aantal aanbieders zijn wachtlijsten inmiddels vervangen door een situatie van ruime keus voor ouders. Bovendien zijn ouders kritischer t.a.v. de prijs van het product, mede als gevolg van de bezuinigingen. Hierdoor is er meer keuze mogelijk voor ouders en zie ik wel degelijk dat er steeds meer eisen worden gesteld door ouders. Ondernemers spelen hierop in door steeds meer flexibiliteit aan te bieden en te concurreren op enerzijds de prijs en anderzijds door het bieden van extra kwaliteit bovenop de basiskwaliteit die is vereist.
13
Wat gaat u doen met het advies van de belangenvereniging van ouders in de kinderopvang die ervoor pleiten om een deel van de bezuinigingen op de kinderopvang terug te draaien? Kunt u toelichten waarom u dit advies wel of niet gaat overnemen? 3)
Antwoord
Zoals ik eerder ook in het debat met de vaste Kamercommissie SZW bij het jaarverslag 2013 heb aangegeven zal er in augustus integrale besluitvorming plaats vinden. Daarbij wordt naar de hele begroting van het Rijk gekeken om te bepalen wat er met mee- en tegenvallers gebeurt en waar intensiveringen dan wel extensiveringen nodig zijn.
14
Wat is uw visie op het wettelijk onmogelijk maken van het doorverkopen van kinderopvangorganisaties? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Antwoord
Het doorverkopen van kinderopvangorganisaties ga ik niet verbieden. Het biedt in tijden van crisis en in tijden van overcapaciteit juist mogelijkheden om de onderneming voort te zetten. Het verbieden zou ervoor zorgen dat er minder geïnvesteerd kan worden in de sector.
15 Bent u bereid om het geld dat door de bezuinigingen en door de daling van de vraag – vanwege vermindering van koopkracht en stijging van de werkloosheid – naar kinderopvang wordt bespaard terug te laten vloeien in de branche?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 13
Bron : Rijksoverheid