De Brancheorganisatie stuurt brief aan de woordvoerders kinderopvang:

Utrecht, 20 juni 2013

Geachte woordvoerders kinderopvang,

Op 25 juni vindt er helaas geen Algemeen Overleg over kinderopvang plaats. Wij hadden gehoopt dat er een visie van minister Asscher op de kinderopvang zou liggen, en dat wij u in deze brief vervolgens nog wat hadden kunnen meegeven in de bespreking daarvan tijdens een AO. Toch willen we u – met het zomerreces in het vooruitzicht – nog een aantal zaken ter overweging meegeven.

Participatieladder

Op EU-niveau zijn in 2002 doelstellingen vastgesteld voor de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van kinderopvangvoorzieningen. Een recentelijk verschenen rapport wijst uit dat slechts 8 landen die hebben gehaald, en daar hoort Nederland niet bij. Volgens de zogeheten Barcelona-doelstellingen moet 90 procent van de kinderen tussen 3 jaar en de leerplichtige leeftijd en 33 procent van de kinderen onder de 3 terecht kunnen in de kinderopvang. Uit het rapport blijkt dat de opvangcapaciteit voor oudere kinderen in 2011 is teruggelopen, waardoor sommige landen die in 2010 wel aan de doelstelling voldeden, de 90 procent-drempel nu niet meer halen, zoals Nederland. In de ons omringende landen worden grote investeringen in de kinderopvang gedaan: Duitsland maakte recentelijk 15 miljard euro extra vrij om het mogelijk te maken dat íeder kind vanaf 1 jaar naar de kinderopvang kan. De Vlaamse deelregering maakte recentelijk 3 miljoen euro vrij om de capaciteit op babygroepen significant te kunnen uitbreiden. De mogelijkheid om werk en gezin te combineren, met name in de vorm van kinderopvang, zijn essentieel voor het bevorderen van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Die vrouwen zijn nodig om aan de arbeidsparticipatiedoelstellingen van de EU te voldoen en de algemene economische situatie te verbeteren. Geen overbodige luxe in een tijd waarin het begrotingstekort de politieke agenda domineert.

Werk en gezin

Het klimaat dat door de Nederlandse overheid wordt geschapen rond arbeidsparticipatie voor met name vrouwen wordt steeds tegenstrijdiger. Terwijl minister Bussemaker vrouwen oproept deel te nemen aan het arbeidsproces en zich in te zetten voor het land en de economie, breekt minister Asscher de randvoorwaardelijkheden waaronder dit zou kunnen gebeuren steeds verder af. Dat blijkt ook uit zijn kamerbrief van 17 juni waarin hij de afname van de arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen benoemt, maar daar geen duiding aan geeft. Wij durven de stelling aan dat dit een rechtstreeks gevolg is van de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag. Vrouwen (en ook steeds vaker mannen) worden gedwongen afwegingen tussen werk en gezin te maken, in plaats van dat ze gestimuleerd worden deze te combineren. En als ze dan de keus maken worden ze door minister Bussemaker tot de orde geroepen met een moreel appel op hun schuldgevoel als hoogopgeleide, maar thuiszittende vrouw die voor haar kinderen zorgt omdat de staat op geen enkele manier een combinatie van beide mogelijk maakt.
Verantwoordelijk EU-commissaris Viviane Reding benoemt naar aanleiding van het hierboven genoemde rapport nog maar eens de meerwaarde van kinderopvang: “Elke ouder weet maar al te goed hoe belangrijk betaalbare en toegankelijke kinderopvang is. Niet alleen voor de ontwikkeling van het kind, maar ook voor werkende ouders.”

Zowel de professionals als de wetenschap bevestigen dat kinderen die kinderopvang of voor- en vroegschoolse educatie hebben genoten beter aansluiten op het onderwijs. In sociale, cognitieve en emotionele zin. Aan het aantal baby’s (o-jarigen) dat wordt aangemeld op kinderdagverblijven zien we echter dat ouders steeds vaker de keuze maken voor informele opvang. Een oplossing die wellicht goedkoper is, maar ook veel onrust, onzekerheid en onwenselijke effecten met zich meebrengt. Kinderen zien iedere dag een ander gezicht en ouders hebben niet de zekerheid van de reguliere kinderopvang (5 dagen per week 11 uur per dag open). Stressfactoren die invloed hebben op het héle gezin.

Consequenties

De terugloop in het aantal baby’s in de kinderopvang betekent ook dat een grote groep kinderen de kinderopvang nooit van binnen gaat zien: ouders die hun kind niet bij 3 maanden naar de kinderopvang brengen, gaan dat op latere leeftijd ook niet meer doen, zo blijkt uit meerjarige gegevens. Daarnaast kunnen we de conclusie trekken dat er simpelweg minder kinderen geboren worden: ouders stellen vanwege de recessie en het daarmee gepaarde impliciete ontmoedigingsbeleid in de vorm van bezuinigingen het krijgen van meer kinderen uit of zelfs af. De effecten hiervan gaan we straks als maatschappij voelen. In het onderwijs, en op de langere termijn in de bredere context van onze samenleving. Investeren in kinderen is investeren in de toekomst. De generatie die nu geboren wordt is de generatie die straks de BV Nederland draaiende moet houden en onze pensioenen bij elkaar moet werken. Het ziet er nu ook al naar uit dat dit een van de kleinere generaties wordt, die straks een hele grote bijdrage moet leveren voor het in stand houden van een verzorgingsstaat, als die er überhaupt nog is over 30 jaar.
Het besef van het belang van kinderopvang voor zowel ouder als kind vervaagt steeds verder in alle debatten, gesprekken en bijeenkomsten rond kinderopvang. Handhaving en toezicht, systeeminrichting en stippen aan de horizon zijn van wezenlijk belang voor het voeren van de discussie, maar de kinderopvang staat in brand! Als we niet nu blussen en de schade tot een minimum beperken is er straks weinig van over. Wat kunnen wij nog doen om ervoor te zorgen dat de héle kamer het belang van kinderopvang onderkent?

Daarom kondigen we u bij deze aan dat wij voornemens zijn de BV Nederland nog beter te laten zien en voelen wat de meerwaarde van kinderopvang is. Zonder kinderopvang geen arbeidsproces, geen economie, geen BV Nederland.

Met vriendelijke groet,
Lex Staal

Directeur Brancheorganisatie Kinderopvang

Bron : http://www.kinderopvang.nl/nieuws/nieuwsbericht/?newsId=055a668c-f7ca-4941-ad68-c6d85109b678