Ouderparticipatiecrèches (OPC’s) krijgen meer ruimte dan reguliere kinderopvanginstellingen om de kwaliteitsregels in te vullen. Daarmee komt minister Asscher van Sociale Zaken Werkgelegenheid voor een deel tegemoet aan het verzoek van de OPC’s, zo schrijft hij vandaag in een brief de aan de Tweede Kamer over de toekomst van deze particuliere kinderopvanginstellingen.
Ouderparticipatiecrèches mogen bijvoorbeeld soepeler omgaan met het zogenoemde ‘gezichtencriterium’, dat stelt dat een kind maximaal drie vaste begeleiders toegewezen mag krijgen. OPC’s mogen dit zelf op verantwoorde wijze invullen. De veiligheidseisen voor OPC’s blijven gelijk aan die voor reguliere kinderopvanginstellingen.
Ouders krijgen voortaan geen kinderopvangtoeslag meer voor deze vorm van opvang. Het recht op kinderopvangtoeslag is namelijk bedoeld voor kinderopvangorganisaties, die aan alle kwaliteitseisen voldoen. De minister heeft de ouderparticipatiecrèches toch een voorstel gedaan voor minder strenge regels dan die voor reguliere crèches gelden, met behoud van kinderopvangtoeslag. Dit aanbod is door de OPC’s afgewezen omdat zij deze regels te ver vinden gaan en daardoor worden beperkt in hun vrijheid.
Ouderparticipatiecrèches zijn een vorm van opvang waarbij een groep ouders beurtelings hun eigen kinderen opvangt. In ons land zijn zes van deze crèches met in totaal zo’n 120 kinderen. OPC’s voldeden niet aan de eisen voor kwaliteit waar andere kinderopvangcentra en peuterspeelzalen wel aan moeten voldoen, maar ouders die de opvang van hun kind via een OPC regelen, ontvingen daarvoor tot nu toe wel kinderopvangtoeslag.
Minister Asscher heeft de afgelopen periode uitvoerig gesproken met de ouderparticipatiecrèches en andere partijen uit de sector. Hij wil de nieuwe situatie per 1 januari 2016 invoeren. Mochten de OPC’s niet instemmen met het voorstel van de minister, dan beëindigt hij de huidige gedoogsituatie per 31 december 2014. Dat betekent dat de ouderparticipatiecrèches vanaf dan aan dezelfde eisen moeten voldoen als andere kinderopvanginstellingen.
Bron : Rijksoverheid