Gezinnen met minderjarige kinderen worden bij uitzondering in vreemdelingenbewaring geplaatst. Op dit moment mogen deze gezinnen nog maximaal twee weken in vreemdelingenbewaring, maar staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie wil dat ze alleen nog in bewaring kunnen komen als ze zich eerder aan het toezicht hebben onttrokken. Als dit niet het geval is, komt een gezin terecht in een gezinslocatie. Ook op deze gezinslocaties staat terugkeer voorop. Zo krijgen bewoners meer activiteiten aangeboden die hierop gericht zijn. Hiermee komt de staatssecretaris tegemoet aan de adviezen in het rapport ‘Verloren Tijd’ van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ). Het ACVZ-advies om het buitenschuldbeleid niet te verruimen, neemt Teeven ter harte, zo blijkt uit de visiebrief vreemdelingenbeleid waarmee de ministerraad heeft ingestemd.
De staatssecretaris verandert ook de huidige praktijk waarbij vreemdelingen in bewaring visitaties moeten ondergaan. Alternatieven in de vorm van bodyscans worden nu onderzocht. Teeven is het eens met diverse organisaties en politieke partijen dat een onderzoek aan het lichaam als zeer belastend kan worden ervaren.
Daarnaast heeft de staatssecretaris maatregelen genomen om de medische zorg in vreemdelingenbewaring beter te kunnen waarborgen. Zo is er een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de overdracht van medische gegevens tussen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA), dat op elk asielzoekerscentrum een locatie heeft. Op die manier kunnen artsen in bewaring gemakkelijker noodzakelijke behandelingsinformatie krijgen.
Er zullen minder vreemdelingen in bewaring komen. Het totale aantal plaatsen in vreemdelingenbewaring daalt in 2016 naar 933. Nu zijn dat er nog 2000. Dit leidt tot een aanzienlijke kostenreductie en kostenbeheersing. Inzet is om vreemdelingenbewaring zo kort mogelijk te laten duren. Dat is ook het meest effectief. Want 81% van de mensen in vreemdelingenbewaring vertrekt binnen drie maanden. Bovendien blijkt uit een nieuw WODC-onderzoek over de effectiviteit van vreemdelingenbewaring dat de bereidheid om Nederland te verlaten tijdens detentie bij ongeveer een kwart van de vreemdelingen toeneemt. Dat gebeurt vooral wanneer vreemdelingen er begrip voor hebben dat ze in vreemdelingenbewaring zijn geplaatst en wanneer ze op de hoogte zijn van de ondersteuning die vanuit het detentiecentrum bij terugkeer kan worden geboden.
Vreemdelingenbewaring is altijd een uiterste middel dat zorgvuldig wordt toegepast. Dit betekent dat een vreemdeling alleen in bewaring kan worden gesteld als hij niet meewerkt aan terugkeer, als er een reëel risico is dat hij zich aan het toezicht onttrekt én als er op afzienbare termijn zicht is op terugkeer. De rechter toetst steeds als de vreemdeling er om vraagt of de bewaring nog rechtmatig is.
De staatssecretaris wil ook vaker dan nu gebruik gaan maken van alternatieve toezichtmaatregelen. In 2012 hebben diverse pilots plaatsgevonden met alternatieve vormen van toezicht. Zo was er een pilot waarbij in overleg met de vreemdeling een borgbedrag werd afgesproken dat werd teruggegeven als hij Nederland had verlaten. In een andere pilot kregen vreemdelingen een meldplicht met intensieve terugkeerbegeleiding door de Dienst Terugkeer & Vertrek opgelegd. De goede ervaringen met de pilots zijn aanleiding om dit structureel in het beleid te verankeren. Ook kregen ngo’s onder regie van de Dienst Terugkeer & Vertrek subsidie voor het financieren van terugkeerprojecten. DT&V zal jaarlijks 1 miljoen euro krijgen voor projecten van ngo’s die vertrek ondersteunen. Ook de meldplicht en borgsom worden als lichtere toezichtmaatregelen ingevoerd. Per individu wordt bepaald wat de beste maatregel is.
Een andere belangrijke verandering is dat het regime van de vreemdelingenbewaring niet langer dezelfde grondslag zal hebben als strafrechtelijke detentie, maar een bestuursrechtelijke grondslag krijgt. De staatssecretaris wil binnen de vreemdelingenbewaring toe naar twee regimes: een verblijfs- en een beheersregime. Vreemdelingen die in bewaring worden gesteld, kunnen in het zogeheten verblijfsregime met meer vrijheden komen. Alleen als ze een gevaar vormen voor de orde en veiligheid komen ze in het beheersregime. Daar heeft een vreemdeling minder bewegingsvrijheid, zal hij meer uren op zijn cel moeten blijven en zijn er minder mogelijkheden om zelf te bepalen wanneer hij aan welke activiteiten deelneemt. Door deze manier van werken hebben vreemdelingen meer zelf in de hand hoeveel vrijheden ze hebben binnen de inrichting voor bewaring. Gezinnen met kinderen die toch in bewaring belanden, verblijven daar zo kort mogelijk op een aparte, gescheiden afdeling met een speciaal regime afgestemd op hun behoeften.
Staatssecretaris Teeven heeft eerder aangegeven dat hij zich sterk zal maken voor een restrictief vreemdelingenbeleid dat op humane wijze wordt uitgevoerd. Met het pakket aan maatregelen dat hij vandaag presenteert, komt hij tegemoet aan deze toezegging.
Buitenschuld
Voor wat betreft het buitenschuldbeleid is de staatssecretaris blij met het rapport van de ACVZ hierover. Daarin staat helder verwoord dat vreemdelingen die daadwerkelijk buiten hun schuld niet kunnen vertrekken een buitenschuldvergunning kunnen krijgen. De ACVZ onderschrijft dat het buitenschuldbeleid niet bedoeld is voor zogeheten niet-uitzetbare illegalen die asielgerelateerde redenen aanvoeren om niet terug te willen naar het land van herkomst en dus ook niet meewerken aan vertrek. Vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven, dienen terug te keren. Dat is uitgangspunt van het vreemdelingenbeleid. Over het algemeen is dat ook goed mogelijk omdat er bijna geen landen zijn die hun eigen onderdanen niet terugnemen. Zelfstandige terugkeer is vrijwel altijd mogelijk, stelt ook de ACVZ. De aanbevelingen van de ACVZ over buitenschuld neemt de staatssecretaris vrijwel allemaal over. Volgens de ACVZ is er geen aanleiding om de doelgroepen voor het buitenschuldbeleid uit te breiden. Wel zal hij zich inspannen om de procedures efficiënter te maken, wat bijdraagt aan een eerlijk en rechtvaardig buitenschuldbeleid.
Dagbesteding
In reactie op het ACVZ-rapport ‘Verloren Tijd’ kondigt Teeven een uitbreiding aan van het aantal activiteiten in de gezinslocaties en de vrijheidsbeperkende locatie (VBL). De ACVZ heeft aangegeven dat actieve dagbesteding voor vreemdelingen van belang is voor hun gevoel van eigenwaarde, voor het verminderen van gezondheidsklachten en voor het versterken van het humane karakter. Teeven onderstreept dat de opvang nu al humaan is en meer voorzieningen biedt dan volgens internationale regels nodig. Niettemin wil hij activiteiten gericht op terugkeer, graag nog meer bevorderen. Het kan daarbij gaan om kortlopende opleidingen zoals een cursus in reparatie van auto’s, zwemles, taal of opvoedingsondersteuning of bijvoorbeeld inzet van bewoners bij groenvoorziening en onderhoud. Uitgangspunt is dat de vreemdeling er baat bij heeft na terugkeer naar het land van herkomst.
Gesloten Verlengde Asielprocedure
De staatssecretaris heeft kennisgenomen van de wens van Vluchtelingenwerk Nederland en UNHCR om minder vreemdelingen in de Gesloten Verlengde Asielprocedure op Schiphol te plaatsen. Afgelopen jaar ging dat om circa vijftig mensen. Dat sluit ook aan bij de aangepaste Dublinverordening die 1 januari 2014 ingaat. In ieder geval blijft de Gesloten Verlengde Asielprocedure wel mogelijk voor zaken waarbij sprake is van bijvoorbeeld fraude, misbruik of oorlogsmisdaden. Het wetsvoorstel zal binnenkort in de Tweede Kamer worden behandeld.
Nareis
Tot slot gaat de staatssecretaris in op een rapport van de Kinderombudsman over nareis, een bijzondere vorm van gezinshereniging. De Kinderombudsman stelt dat de focus van gehoormedewerkers veelal ligt op het vinden van tegenstrijdigheden in de verhalen van kinderen. Daarmee suggereert hij dat deze medewerkers werken met afwijzen als uitgangspunt. Dit is beslist niet het geval. Voor toelating in Nederland vindt gedegen onderzoek plaats. Dat is ook nodig om de gezinsband vast te kunnen stellen en om eventuele kinderhandel of ontvoering tegen te gaan. Het wetsvoorstel Herschikking asielgronden met enkele aanpassingen in het nareisbeleid ligt op dit moment al in de Eerste Kamer.
Teeven: “Ik ben ervan overtuigd dat ik met bovenstaande maatregelen zorg draag voor een restrictief vreemdelingenbeleid dat op humane wijze wordt uitgevoerd, binnen de kaders van het regeerakkoord.’’