Onderstaand het standpunt van GroenLinks over de kinderopvang zoals deze op 14 maart 2017 omschreven werd op de website van de GroenLinks.
Kinderopvang
GroenLinks wil dat elk kind naar de kinderopvang kan, ongeacht of je ouders werken of niet.
GroenLinks wil daarom drie dagen gratis kinderopvang voor elk kind tussen 0,5 jaar en 4 jaar. Door middel van verlofregelingen zorgen we dat ouders het eerste half jaar thuis voor de baby kunnen zorgen. Daarna kan een kind naar de kinderopvang.
Ouders moeten zelf kunnen kiezen voor gastouderopvang, een kinderdagverblijf, ouderparticipatiecrèche of buitenschoolse opvang. GroenLinks wil bovendien een einde aan het gesleep met kinderen. De kinderopvang moet daarom veel meer dan nu samenwerken met peuterspeelzalen en basisscholen.
Werk en zorg combineren
GroenLinks wil toe naar een moderne arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt waar vrouwen én mannen de zorg voor kinderen en andere dierbaren kunnen combineren met een carrière waarin zij hun ambities kunnen waarmaken. GroenLinks wil af van de aanwezigheidscultuur en vaste werktijden en toe naar een carrière die meebeweegt met de levensloop van mensen. Met onze initiatiefwet Wet flexibel werken is daar een stap in gezet, maar we zijn er nog niet.
GroenLinks wil de randvoorwaarden om werk en zorg te combineren scheppen: verdere uitbreiding van het kraamverlof voor vaders en meemoeders naar 4 weken, een beter betaald en 7 weken durend ouderschapsverlof voor elke werknemer (man en vrouw) om voor de jonge baby te zorgen, en goede, betaalbare kinderopvang voor alle inkomens.
De buitenschoolse opvang moet vaker op dezelfde locatie als de school plaatsvinden. Er wordt nog steeds met kinderen gesleept. GroenLinks wil dat alle basisscholen brede scholen zijn waar er ruimte is voor sporten, kunst en drama na school. Uiteraard wordt de voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang verzorgd door deskundige pedagogische medewerkers. Op termijn wil GroenLinks ook een toegangsrecht voor kinderen tot de buitenschoolse opvang.
Op deze pagina treft u het standpunt aan van 5 september 2013.