Instroom vrijwel elk kwartaal groter
De uitstroom van werknemers uit de sector, elk kwartaal gemeten als het verschil in aantal tussen het huidige kwartaal en hetzelfde kwartaal een jaar eerder, lag van eind 2016 tot begin 2019 rond de 120 duizend en is in het tweede kwartaal iets kleiner geworden. In dezelfde periode is de instroom vrijwel elk kwartaal juist groter geworden.
De instroom van werknemers wordt gevormd door afstudeerders, zij-instromers en herintreders. In het tweede kwartaal van 2019 waren dat er 165 duizend. De uitstroom bestaat uit werknemers die stoppen met werken, bijvoorbeeld door pensionering, door een overstap naar een andere bedrijfstak of doordat ze zelfstandig ondernemer worden. In het tweede kwartaal van 2019 waren dat er 116 duizend. Per saldo kwamen er in het tweede kwartaal dus 50 duizend werknemers bij ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder.
Uitstroom uit de sector in meeste branches kleiner dan wisseling binnen de sector
Werknemers kunnen ook hun baan opzeggen om binnen de branche ergens anders te gaan werken of om over te stappen naar een andere branche. Deze uitstroom binnen de sector was in 2018 in de meeste branches groter dan de uitstroom uit de sector.
Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat wijzigingen als fusies en veranderde branche-indelingen kunnen leiden tot een toename van de arbeidsmobiliteit die louter administratief is. Zo kan iemand hetzelfde werk blijven doen op dezelfde plaats, maar toch als uit- of doorstromer worden geregistreerd omdat zij een nieuwe instelling als werkgever krijgt. Dit leidt tot een overschatting van de arbeidsmobiliteit, vooral als het gaat om wisselingen binnen branches.
Grootste uitstroom bij sociaal werk en bij jeugdzorg
De uitstroom uit de sector was in 2018 naar verhouding het grootst in de branches sociaal werk en jeugdzorg, met respectievelijk 16,8 procent en 14,7 procent. Relatief het kleinst was deze bij werknemers van ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg, met 7,7 procent. Het gaat daarbij om de werknemers in de zorg, dus niet om de zelfstandige specialist in het ziekenhuis of de vrijgevestigde huisarts.
De grootste totale uitstroom (inclusief de baanwisselingen tussen en binnen de branches) deed zich in 2018 ook voor bij het sociaal werk en bij de jeugdzorg, met 31,1 en 28,1 procent. De werknemers van universitair medische centra wisselen naar verhouding het minste van baan, met 15,4 procent.
Bron : CBS