355 duizend werklozen volgens de ILO-definitie
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. In april waren er 355 duizend werklozen, dat komt neer op 3,9 procent van de beroepsbevolking. Dat percentage is even hoog als in de vorige maand. Het aantal werklozen daalt inmiddels vier jaar vrijwel onafgebroken. In april 2018 waren er 562 duizend meer mensen aan het werk dan in maart 2014, toen het aantal werkenden een laagste punt bereikte.
UWV: Aantal WW-uitkeringen ruim 87 duizend lager dan in april 2017
Eind april verstrekte UWV 314 duizend lopende WW-uitkeringen. Dat betekent een daling van bijna 13 duizend uitkeringen ten opzichte van eind maart (-3,9 procent). In vergelijking met april 2017 is dat een daling van ruim 87 duizend uitkeringen (-21,7 procent). De procentuele daling ten opzichte van april 2017 is het sterkst bij technische beroepen en transportberoepen (bijna 30 procent minder).
In de eerste vier maanden van 2018 verstrekte UWV 123 duizend nieuwe uitkeringen. Dat is een daling van 17,0 procent ten opzichte van dezelfde periode in 2017. In alle beroepsklassen is het aantal nieuwe uitkeringen gedaald ten opzichte van de eerste vier maanden van vorig jaar.
Minder niet-werkenden
Het werkloosheidscijfer omvat niet iedereen zonder betaald werk. Van de 15- tot 75-jarigen zijn er ruim 4,2 miljoen niet aan het werk, en ook dat zijn er aanzienlijk minder dan in maart 2014, toen dit aantal piekte met ruim 4,5 miljoen. Het percentage niet-werkenden is daarmee ook gedaald. Ruim vier jaar geleden was dat 35,6 procent; in de afgelopen maand was dat gedaald naar 32,5. Dat is nog wel meer dan voor het begin van de economische crisis, toen dit percentage nog iets onder de 32 lag.
Onbenut arbeidspotentieel
Het CBS publiceert maandelijks over de omvang van de werkzame beroepsbevolking en de niet-werkzame bevolking, waarbij de laatste groep wordt uitgesplitst naar de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (allemaal volgens ILO-definitie). Met de werkloze beroepsbevolking wordt echter niet het totale onbenut arbeidspotentieel beschreven. Behalve werklozen volgens de ILO-indicator worden hiertoe nog andere groepen gerekend. Het gaat om mensen die óf recent gezocht hebben naar werk óf direct beschikbaar zijn voor werk. Deze mensen worden gerekend tot het onbenut arbeidspotentieel, maar vallen buiten de werkloosheidsdefinitie van de ILO. Ook deeltijders die meer uren willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn, behoren tot het onbenut arbeidspotentieel.
De grootte en samenstelling van deze groepen worden alleen per kwartaal gepubliceerd. Het totale onbenut arbeidspotentieel bestond in het eerste kwartaal van 2018 uit ruim 1,2 miljoen mensen. Een jaar eerder waren dit er nog ruim 1,4 miljoen. De ontwikkeling van het totale onbenut arbeidspotentieel hangt sterk samen met de ontwikkeling van de werkloosheid volgens de ILO-definitie.
Bron : CBS