In 2013 bedroegen de begrotingsuitgaven van het Ministerie van SZW aan kinderopvang in totaal 2,33 miljard euro. Het overgrote deel daarvan werd uitgegeven aan kinderopvangtoeslag (2,32 miljard euro). Het aanbod van kinderopvangplaatsen en het aantal kinderen waarvoor kinderopvangtoeslag is uitgekeerd is in 2013 afgenomen.
Uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn van 2007 tot en met 2010 fors gestegen maar dalen sindsdien weer
De uitgaven aan kinderopvangtoeslag bedroegen in 2010 3,4 miljard euro. Na een sterke toename in de jaren 2007 tot en met 2010 zijn de uitgaven nu weer gedaald naar 2,3 miljard euro in 2013. Onderstaande figuur geeft weer hoe de uitgaven aan kinderopvang zich vanaf 2007 hebben ontwikkeld (OCW, 2011; SZW, 2013a, 2014d).
Verschillende uitkomsten bij berekening bijdragen ouders, werkgevers en overheid
Hoeveel ouders, werkgevers en overheid bijdragen aan de kosten van kinderopvang wordt op verschillende manieren berekend. Dit levert ook verschillende uitkomsten op. Het CBS geeft aan dat werkgevers en de overheid in 2013 gezamenlijk 63% van de opvangkosten betaalden (CBS, 2014). Het Ministerie van SZW vermeldt in haar jaarverslag een percentage van 60% als het gaat om de bijdrage van werkgevers en de overheid (20% overheid, 40% werkgevers en 40% ouders). In deze laatste berekening wordt de werkgeversbijdrage echter over een ander totaalbedrag berekend dan de overheidsbijdrage, waardoor ze niet goed vergelijkbaar zijn (SZW 2014a; SZW 2014d). Bij al deze berekeningen is overigens geen rekening gehouden met het bedrag dat ouders eventueel betalen boven de maximale uurprijs.
In onderstaande figuur hebben we op basis van de jaarverslagen de uitgaven van de overheid en de werkgevers naast elkaar gezet vanaf 2007. De overheidsbijdrage is een nettobijdrage. De overheidsbijdrage is berekend door van de totale uitgaven aan kinderopvangtoeslag de werkgeversbijdrage en de terugontvangsten van de Belastingdienst af te trekken. Wij hadden geen gegevens over de ouderbijdrage in deze hele periode, waardoor deze niet is weergegeven.
Ouderbijdrage kinderopvang is inkomensafhankelijk
Ouders betalen gemiddeld dus ongeveer 40% van de kosten van kinderopvang tot de maximale uurprijs. Hoeveel ouders in individuele gevallen zelf bijdragen aan de kinderopvang is onder andere afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders.
De Begroting 2014 van het Ministerie van SZW geeft een raming van de ouderbijdrage voor het eerste kind bij verschillende inkomenshoogtes:
- Gezinsinkomen van 130% van het wettelijk minimumloon: ouders betalen 0,94 euro per uur.
- Gezinsinkomen van 1,5 keer modaal: ouders betalen 2,19 euro per uur.
- Gezinsinkomen van 3 keer modaal: ouders betalen 5,43 euro per uur (SZW 2013b).
Verdeling kinderopvangtoeslag over inkomensklassen
In 2013 waren er 425.000 huishoudens die kinderopvangtoeslag ontvingen voor 636.000 kinderen (SZW, 2014d). In onderstaande figuur zien we hoe het gebruik van kinderopvangtoeslag is verdeeld over de verschillende inkomensklassen (SZW 2014b).
Sinds 2010 bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag
De kabinetten Balkenende IV en Rutte/Verhagen hebben besloten tot verschillende bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag, die oplopen tot 774 miljoen euro in 2015. Deze bezuinigingen zijn vanaf 2010 van kracht geworden, maar de meeste maatregelen zijn per 2012 ingegaan (SZW, 2011). Wij gaan in een rapport uit de publicatiereeks ‘Zicht op Bezuinigingen’ met de titel Bezuiniging op de kinderopvangtoeslag – Realisatie en effect‘ separaat in op de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag.
In oktober 2013 kondigde de regering een intensivering aan van de kinderopvangtoeslag per 2014 van 150 miljoen euro per jaar. Hiermee wordt een deel van de bezuinigingsmaatregelen teruggedraaid of verzacht (SZW 2013b; SZW 2013c).
Aantal kinderopvangplaatsen en gebruik kinderopvang daalt in 2013
Waar in 2012 het aantal beschikbare kinderopvangplaatsen bij kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouders stabiel bleef, zien we in 2013 een daling van 4% (zie onderstaande figuur).
Naast het aanbod van kinderopvangplaatsen is het gebruik van de kinderopvang in 2013 ook afgenomen. Uit de brief van 24 maart 2014 (SZW, 2014) blijkt namelijk dat het aantal kinderen waarvoor kinderopvangtoeslag wordt uitgekeerd met 10% is gedaald in 2013 ten opzichte van 2012. Het gebruik is in 2013 sterker gedaald dan het aantal kinderopvangplaatsen. Ook het aantal uren per kind nam af met 8%. Het totaal aantal gesubsidieerde uren daalde daarmee met 17%.
Deze cijfers geven geen zuiver beeld van de afname van het werkelijke gebruik van kinderopvang in 2013 zoals de minister zelf ook aangeeft. Dit komt doordat in 2013 het eerste kind van ouders met een inkomen boven de 118.189 euro geen recht meer heeft op kinderopvangtoeslag. Hierdoor komen deze kinderen ook niet meer voor in de cijfers terwijl ze wellicht wel gebruik maken van de kinderopvang. Dit betreft circa 4% van het aantal kinderen dat in 2012 kinderopvangtoeslag ontving. Hiermee ligt de daling van het gebruik van de kinderopvang dus ergens tussen de 13% en 17%.
Zie verder onderstaande figuur voor de ontwikkeling van het aantal kinderen dat kinderopvangtoeslag ontvangt sinds 2008.
Literatuur
CBS (2014). Minder kinderen naar kinderdagverblijven geraadpleegd 28 februari 2014.
LRKP-GIR (2013). Bestand met gegevens over alle kinderopvanginstellingen in Nederland beheerd door DUO, geraadpleegd 20-12-2013.
OCW (2011). Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2010. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 32 710 VIII, nr. 1. Den Haag: Sdu.
SZW (2011). Kinderopvang. Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dd. 6 juni 2011. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 31 322, nr. 137. Den Haag: Sdu.
SZW (2013a). Jaarverslag en Slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2012. Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 605 XV, nr. 1. Den Haag: Sdu.
SZW (2013b). Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2014. Memorie van Toelichting. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 750 XV, nr. 2. Den Haag: Sdu.
SZW (2013c). Kinderopvang. Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dd. 4 oktober 2013. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 322, nr. 220. Den Haag: Sdu.
SZW (2014a). Antwoord op aanvullende vraag berekening collectieve bijdrage aan kinderopvang. Niet openbaar.
SZW (2014b). Antwoord op aanvullende vraag over berekening percentages bijdragen aan KOT. Niet openbaar
SZW (2014c). Kinderopvang; Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 31 322, nr. 234.
SZW (2014d). Jaarverslag 2013.
Bron :