- Werkloosheid blijft 8 procent
- Meer mensen aan het werk in de afgelopen drie maanden
- Aantal WW-uitkeringen met 6 duizend toegenomen
- Minder uitkeringen vanuit de sector onderwijs
Het aantal werklozen kwam in november uit op 630 duizend personen. Het is al een paar maanden vrijwel constant. Na een geringe daling in september en oktober was er in november een lichte stijging met 3 duizend personen. Dit maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag bekend. Van mei tot en met augustus daalde de werkloosheid nog sterk. In november was net als in oktober 8 procent van de beroepsbevolking werkloos. In het derde kwartaal was 45 procent van alle werklozen minimaal een jaar werkloos. Onder 45-plussers was de langdurige werkloosheid met zes op de tien relatief hoog.
Uit cijfers van UWV blijkt dat het aantal WW-uitkeringen met 6 duizend is toegenomen tot 425 duizend.
Werkloosheid vrijwel onveranderd, meer mensen aan het werk
De voor seizoeninvloeden gecorrigeerde werkloosheid kwam in november uit op 630 duizend personen. De werkloosheid is in de afgelopen drie maanden nauwelijks veranderd. De werkzame beroepsbevolking is in de afgelopen drie maanden met gemiddeld 8 duizend per maand toegenomen. Er meldden zich dus meer mensen op de arbeidsmarkt, maar dit leidde alleen tot een toename van het aantal werkenden.
Werkloosheid 45-plussers stabiel, wel vaak langdurig
Ook in de verschillende leeftijdsgroepen is het aantal werklozen gemiddeld over de afgelopen drie maanden vrijwel gelijk gebleven. Bij 15- tot 45-jarigen daalde het aantal werklozen ten opzichte van een half jaar geleden wel met 10 procent. Onder ouderen bleef de werkloosheid ten opzichte van mei nagenoeg onveranderd. Bij 45-plussers was de werkloosheid vaak langdurig: in het derde kwartaal van 2014 was ruim 60 procent van de oudere werklozen ten minste een jaar werkloos
Opnieuw meer WW-uitkeringen voor jongeren
Het aantal lopende WW-uitkeringen komt in november uit op 425 duizend, 1,4 procent meer dan in oktober. Naar sector lopen de verschillen uiteen van een toename met 14,5 procent voor de landbouw tot een daling met 6,1 procent voor het onderwijs. In alle leeftijdsgroepen nam het aantal uitkeringen toe. Het aantal uitkeringen aan jongeren tot 25 jaar steeg in november met bijna 7 procent het sterkst. In oktober nam het aantal uitkeringen aan jongeren al toe met 2,9 procent. De stijging van het aantal uitkeringen aan jongeren tot 25 jaar kwam vooral vanuit de sectoren landbouw, horeca en uitzendbedrijven.
Meer uitkeringen vanuit openbaar bestuur dan vorig jaar
Vergeleken met een jaar geleden nam het aantal WW-uitkeringen toe met 1,5 procent. Het aantal uitkeringen aan jongeren tot 25 jaar ligt nu 16,1 procent onder het niveau van vorig jaar. Aan 55-plussers verstrekte UWV 15,7 procent meer uitkeringen in vergelijking met november vorig jaar. Vergeleken met november 2013 nam het aantal uitkeringen relatief het meest toe vanuit de sector openbaar bestuur (+18,2%). Vanuit de bouwnijverheid nam het aantal uitkeringen in een jaar tijd af met bijna 16 procent.
Werkloosheid in Nederland relatief laag
De werkloosheid in Nederland volgens de definitie van de International Labour Organisation (ILO) kwam in november uit op 6,5 procent van de beroepsbevolking. Dit is even hoog als in oktober. Daarmee is de werkloosheid in Nederland internationaal gezien relatief laag. De werkloosheid in de Eurozone bedroeg in oktober namelijk 11,5 procent en in de Europese Unie als geheel 10,0 procent. Met circa 5 procent was de werkloosheid het laagst in Oostenrijk en Duitsland.
Het belangrijkste verschil tussen de nationale en de internationale definitie van de beroepsbevolking is het aantal uren per week dat iemand werkt of wil werken. Volgens de internationale definitie, die aansluit bij de richtlijnen van de ILO, wordt iedereen geteld die werkt of wil werken, ook scholieren met een bijbaantje. Dat betekent dat de grens op één uur per week ligt. Volgens de nationale definitie omvat de beroepsbevolking personen die een substantieel aantal uren per week betaald werken of dat daadwerkelijk willen. Daarom is de grens bij twaalf uur per week gelegd.